Wet- en regelgeving legionellapreventie
In Nederland bestaan ten aanzien van leidingwater de volgende wet- en regelgeving:
Om de kwaliteit van het drinkwater te garanderen zijn in deze wetten eisen opgenomen voor zowel drinkwaterbedrijven alsmede eigenaren van collectieve installaties. Voor een aantal soorten collectieve installaties is de verplichting tot uitvoering van risicoanalyses ten behoeve van Legionella-preventie en zonodig het opstellen en uitvoeren van beheersplannen opgenomen.
Tot de aangewezen collectieve installaties behoren:
Het uitvoeren van risicoanalyses en opstellen van beheersplannen voor bovengenoemde installaties dient te worden gedaan door een bedrijf dat daartoe is gecertificeerd conform BRL 6010 “Legionellapreventie-advisering voor collectieve leidingwaterinstallaties“.
Tevens geldt voor deze installaties de verplichting om minimaal iedere 6 maanden monsters te laten nemen en analyseren conform NEN 6265 “Water – Detectie en telling van Legionella“. De bedrijven die de monstername en analyse uitvoeren dienen conform deze norm geaccrediteerd te zijn.
Voor eigenaren van de overige collectieve installaties geldt vanuit wetgeving de plicht om deugdelijk leidingwater ter beschikking te stellen. Toepassing van NEN 1006 “Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties” en de bijbehorende Vewin-werkbladen is een randvoorwaarde voor de goede invulling van deze zorgplicht. Vanuit de installatiesector is ISSO-publicatie 55.2 “Handleiding zorgplicht legionellapreventie in collectieve leidingwaterinstallaties” opgesteld. Hierin zijn adviezen opgenomen over hoe te voldoen aan de zorgplicht.
Naast bovengenoemde wetgeving is in Nederland ook nog het Activiteitenbesluit van toepassing op legionellapreventie bij koeltorens alsmede Arbo-beleidsregel 4.87b “Maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een luchtbevochtigingsinstallatie en een waterinstallatie” uit het Arbeidsomstandighedenbesluit.